Wat is trombose?

Wat is trombose?

Bij trombose verstopt een bloedstolsel een bloedvat in het lichaam. Dit is gevaarlijk, omdat het bloed dan minder goed kan stromen. Trombose kan in alle bloedvaten ontstaan en leiden tot ernstige, blijvende klachten en soms tot overlijden.

Hoe ontstaat trombose?

In ons bloed zitten stoffen die zorgen voor bloedstolling. Zodra u een wondje heeft, zorgt de bloedstolling ervoor dat de wond wordt afgesloten. Er komt een korstje op de wond. Zo sluit de wond en stopt het bloeden. In het bloed zitten ook stoffen die zorgen dat de bloedstolling weer op het juiste moment stopt. Bij trombose gaat het mis in dit systeem: het bloed stolt terwijl er geen wond is of het blijft stollen ook als de wond al dicht is.

Als een van deze drie factoren verandert, neemt het risico op bloedstolsels toe:

  • De wand van een bloedvat is aangetast, bijvoorbeeld door een operatie of door roken. Zo kan er makkelijk een stolsel ontstaan aan de vaatwand.
  • Het bloed stroomt langzamer door lang stilzitten of liggen bijvoorbeeld na een operatie of bij ziekte.
  • De samenstelling van het bloed verandert, door bijvoorbeeld zwangerschap of een erfelijke afwijking.

Soorten trombose

Er zijn verschillende soorten trombose, bijvoorbeeld:

Een bloedstolsel kan een ader in het been (voor een deel) afsluiten. Hierdoor kan het bloed niet goed doorstromen en zwelt het been op. Dit heet een trombosebeen. Als dit gebeurt in de arm, ontstaat een trombosearm.

Bij een buikvene trombose sluit een bloedstolsel een ader van de lever, nieren, of een ander orgaan in de buik (voor een deel) af. Deze verstopping kan schade geven aan het orgaan.

Een stolsel uit het been, arm of buikholte kan afbreken en in de longen terecht komen. Dat heet een longembolie.

Bij een sinustrombose blokkeert een bloedstolsel de afvoerende vaten van de hersenen.

Bij een hartinfarct verstopt een bloedstolsel een kransslagader. Dit zorgt ervoor dat een deel van het hart geen zuurstof meer krijgt. Hierdoor sterft een deel van het hart af.

Een herseninfarct ontstaat als een bloedstolsel een slagader in de hersenen afsluit, waardoor een deel van de hersenen te weinig zuurstof krijgt. Hierdoor ontstaan uitvalsverschijnselen. Als de afsluiting te lang duurt kan het deel van de hersenen afsterven.

Waarom krijg ik antistollingsmiddelen en hoe werken ze?

Antistollingsmiddelen worden ook wel bloedverdunners genoemd. Eigenlijk klopt die naam niet. Antistollingsmiddelen verdunnen niet het bloed, maar zorgen ervoor dat er geen ongewenste bloedstolsels ontstaan. Of dat bestaande bloedstolsels niet groter worden.

In Nederland gebruiken ruim 1 miljoen mensen voor korte of langere tijd antistollingsmiddelen. Mensen gebruiken antistollingsmiddelen omdat ze:

  1. Trombose hebben of hebben gehad: Na bijvoorbeeld een trombosebeen of herseninfarct krijgt u een antistollingsmiddel. Dit zorgt ervoor dat de bloedstolsels niet groter worden, en dat het lichaam de bloedstolsels kan afbreken.
  2. Risico op trombose hebben:
    • Na een operatie
    • Bij een kunsthartklep
    • Bij atriumfibrilleren
    • In sommige gevallen bij zwangerschap (zie ook: Trombosestichting)

Zie voor meer informatie de website van de Trombosestichting

  • Laatste wijziging: 27 juni 2023
Logo

Laatste update: 15 februari 2024 10:12

v1.0

Mede mogelijk gemaakt door:
Vaillantfonds Landelijke Vereniging voor Crematoria